Dunvingergekko (Stenodactylus sthenodactylus) | De dunvingergekko is een kleine, nachtactieve hagedis die voorkomt in droge, warme gebieden van Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
De soort behoort tot het geslacht Stenodactylus.
De naam verwijst naar het opvallende kenmerk van deze dieren: hun smalle tenen. |
Uiterlijk en kenmerken
De dunvingergekko heeft een slank lichaam, lange poten en een dunne staart. Hij is meestal lichtbruin tot zandkleurig, waardoor hij goed gecamoufleerd is in zijn natuurlijke omgeving. Over het lichaam lopen fijne donkere lijnen en vlekken, soms afgewisseld met witte stippen. De huid is bedekt met kleine, gladde schubben. De kop is rond en draagt grote, bolle ogen met verticale pupillen – een typisch kenmerk van nachtdieren.
Geen muurklimmerIn tegenstelling tot veel andere gekkosoorten mist de dunvingergekko hechtschijfjes aan zijn tenen. Hierdoor kan hij niet tegen gladde verticale oppervlakken klimmen, zoals muren of glas. Hij blijft meestal laag bij de grond. Volwassen exemplaren worden tussen de 9 en 11 centimeter lang.
Leefwijze en gedrag
De dunvingergekko is volledig aangepast aan het leven in droge en hete omgevingen. Overdag schuilt hij onder stenen, in zelfgegraven holletjes of in smalle spleten om de hitte te vermijden. ’s Nachts komt hij tevoorschijn om op jacht te gaan naar kleine insecten zoals termieten, mieren, kevers en motten.
Zowel mannetjes als vrouwtjes kunnen territoriaal gedrag vertonen. Bij gevaar maakt de gekko zich groter door zijn rug te krommen en dreigt hij met snelle bewegingen. Deze tactiek wordt gebruikt om roofdieren af te schrikken.
Verspreiding en leefgebied
De dunvingergekko heeft een brede verspreiding over het noordelijk deel van Afrika en delen van het Midden-Oosten. Hij komt onder meer voor in Marokko, Algerije, Egypte, Libië, Israël, Saoedi-Arabië, Syrië en Soedan. Zijn leefgebied varieert van droge savannes en subtropische graslanden tot dorre woestijnen. Hij wordt aangetroffen van zeeniveau tot hoogtes van zo’n 1500 meter.
Voortplanting en verzorging in gevangenschap
In het wild vindt de voortplanting plaats tijdens de warmere maanden. Na paring legt het vrouwtje meestal één tot twee eieren, die in het zand worden afgezet. Na enkele weken komen de jongen uit, volledig zelfstandig en klaar om te jagen.
In gevangenschap wordt de soort af en toe gehouden door liefhebbers van woestijnreptielen. Een terrarium met droge, zanderige bodembedekking, schuilplaatsen en een warmtelamp volstaat voor deze soort. Omdat hij nachtdieren zijn, is UVB-belichting niet strikt noodzakelijk, al kan het bijdragen aan de gezondheid. Ze zijn relatief makkelijk te houden, maar niet geschikt om vaak vast te houden vanwege hun tere bouw.
Leuk weetje
De dunvingergekko gebruikt zijn tong niet alleen om prooien te vangen, maar ook om zijn ogen schoon te houden – een gedrag dat typisch is voor veel gekkosoorten. Zijn opmerkelijke ogen reflecteren licht, waardoor ze in het donker oplichten.
|